Ga naar de inhoud

Sport- en beweeggedrag van kinderen en jongeren naar sociaaleconomisch milieu

Samenvatting

In dit rapport staat het beweegpatroon van kinderen en jongeren centraal, afhankelijk van het gezinsinkomen of het opleidingsniveau van de hoogstopgeleide ouder.

Het onderzoek is uitgevoerd door het Mulier Instituut, waarbij gebruik is gemaakt van de data uit de Gezondheidsenquête (2017-2019), de Leefstijlmonitor en de aanvullende module Bewegen en Ongevallen (2017 en 2019).

De analyse is uitgevoerd met behulp van het RIVM in het eerste kwartaal van 2021, met steun van Kenniscentrum Sport & Bewegen (KCSB) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

De belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek zijn:

Kinderen/jongeren van ouders met een laag opleidingsniveau en met lage gezinsinkomens sporten minder. Hoe hoger het opleidingsniveau en/of inkomen, hoe hoger de wekelijkse sportdeelname.

Onderscheid tussen sporten en bewegen: bij jongeren (12-17 jaar) is eenzelfde verband niet alleen te zien bij sporten, maar ook bij bewegen: jongeren met lage gezinsinkomens voldoen minder vaak aan de beweegrichtlijnen dan jongeren met hoge gezinsinkomens. Bij kinderen (4-11 jaar) is dit juist andersom: kinderen van hoogopgeleide ouders voldoen minder vaak aan de beweegrichtlijnen dan kinderen met lager opgeleide ouders. Verklaringen hiervoor zijn te vinden in het beweegpatroon: kinderen van ouders met een laag inkomen/lage opleiding sporten dan wel minder vaak, maar spelen juist weer vaker buiten en lopen/fietsen vaker.

Beweeggedrag van huis uit meegekregen: het verschil tussen de verschillende inkomens- en opleidingsgroepen komt onder andere door de zogeheten ‘beweegsocialisatie’: kinderen krijgen van huis uit beweeggewoontes mee. Omdat volwassenen met een lage sociaaleconomische status zelf ook minder sporten en bewegen dan leeftijdsgenoten, geven ze deze gewoonten door aan hun eigen kinderen en andere kinderen die dicht bij hen staan.

Jong geleerd is iets ouder gedaan: de gewoonte om te sporten lijkt in de kindertijd te worden ingezet en vervolgens als tiener in stand te blijven: jongeren met een hoger gezinsinkomen zeggen vaker hun hele leven te hebben gesport. Bij deze groep lijkt sport op zo’n manier onderdeel geworden van hun wekelijkse ritme dat deze gewoonte op de langere termijn in stand blijft, terwijl het beweeggedrag van kinderen uit groepen met een lage sociaaleconomische status minder goed standhouden.

Literatuurverwijzing: Stam, W. van, Dool, R. van den, & Elling, A. (2021). Sport- en beweeggedrag van kinderen en jongeren naar sociaaleconomisch milieu. Utrecht: Mulier Instituut.