Ga naar de inhoud

Dopinggebruik in de Nederlandse topsport

  • Auteurs: Lisanne Balk , Marit Dopheide
  • Type: rapport
  • Taal: Nederlands
  • Jaar: 2021
  • Uitgever: Mulier Instituut
  • Plaats van uitgave: Utrecht
  • Collatie: 20 p. bijl. fig. tab.

Samenvatting

Het Mulier Instituut heeft met steun van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een onderzoek uitgevoerd naar het dopinggebruik in de Nederlandse topsport.

Het doel van dit onderzoek was het in kaart brengen van (1) de prevalentie van het gebruik van doping onder Nederlandse topsporters en (2) de opvattingen van topsporters over het gebruik van prestatiebevorderende middelen.

De belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek zijn:

  • De schatting van het dopinggebruik onder Nederlandse topsporters ligt op 12,5 procent, met een onzekerheidsmarge van 3,0 tot 24,7 procent. Dit houdt in dat in deze steekproef een schatting van 12,5 procent is gevonden en dat het werkelijke dopinggebruik ergens ligt tussen de 3,0 en 24,7 procent.
  • Vergelijkbare data uit 2015 laten een schatting van dopinggebruik van 7,6 procent zien met een onzekerheidsmarge van 0 tot 25,5 procent. Het gebruik van androgene anabole steroïden, bloedmanipulaties en verboden stimulantia blijft nagenoeg gelijk. Er lijkt een lichte stijging te zijn in het gebruik van middelen uit de categorie ‘andere middelen en methoden’, zoals glucocorticoïden, puffers met bèta-2-agonisten, diuretica of hormonen. Door de brede onzekerheidsmarge kan echter niet met zekerheid worden gezegd dat het dopinggebruik sinds 2015 is gestegen.
  • Bijna een op de vier topsporters vindt het gebruik van medicatie op recept zonder een medische noodzaak enigszins (10%) of zelfs geheel (13%) acceptabel.
  • Het gebruik van toegestane medicatie om de sportprestatie te verbeteren ligt op 15,4 procent (met een onzekerheidsmarge van 7,1% tot 23,7%).
  • De grote meerderheid van de topsporters (94%) geeft aan dat zij het gebruik van vitamines en mineralen om de sportprestatie te verbeteren acceptabel vinden. Ook het gebruik van andere voedingssupplementen zoals cafeïne (86%) en medicatie zonder recept (74%) wordt door de meerderheid als acceptabel gezien.
  • De Nederlandse topsporters schatten zelf dopinggebruik binnen Nederland lager in dan op internationaal niveau (4% nationaal en 11% internationaal).
  • Nederlandse topsporters geven aan dat zij ‘fair play’ de meest belangrijke reden vinden om geen doping te gebruiken. Ook de risico’s voor de gezondheid en de voorbeeldfunctie als topsporter wegen zwaar mee.

Click here for an English summary of the report ‘Doping in Dutch elite sports’.

Literatuurverwijzing: Balk, L., & Dopheide, M. (2021). Dopinggebruik in de Nederlandse topsport. Utrecht: Mulier Instituut.