De sociale staat van Nederland 2017
Samenvatting
Hieronder volgen enkele belangrijke conclusies uit deze publicatie. Dit tweejaarlijkse rapport geeft een beeld van de sociale situatie in Nederland. Aan de hand van kerncijfers analyseert het SCP de ontwikkelingen op de terreinen arbeid, inkomen, gezondheid, onderwijs, participatie, veiligheid, vrije tijd en wonen. Verder besteden de onderzoekers aandacht aan de demografische ontwikkeling van de bevolking, de ontwikkeling van de publieke opinie en het politieke klimaat en de leefsituatie van de Nederlanders. In deze editie kijkt het SCP wat langer terug dan in eerdere edities: we brengen nu ontwikkelingen van de afgelopen 25 jaar in beeld.
- De kwaliteit van leven van Nederlanders is de afgelopen 25 jaar beter geworden. Sinds 1990 is de levensverwachting sterk toegenomen, evenals het opleidingsniveau, de arbeidsparticipatie en het besteedbaar inkomen. De criminaliteit is afgenomen, de woningen zijn van een betere kwaliteit, meer Nederlanders sporten en we gaan vaker op vakantie.
- Toch zijn er ook een aantal hardnekkige problemen en ongelijkheden. De combinatie van een minder goede leefsituatie en niet-gelukkig zijn komt samen bij een groep mensen die weinig eigen mogelijkheden voor verbetering (ongeveer 5% van de volwassen bevolking, zowel in 1990 als in 2017). Ook is er - ondanks de toegenomen welvaart – armoede in Nederland: in 2017 6,6%.
- Hoewel de verschillen tussen groepen in het algemeen kleiner werden, werden ze groter tussen laag- en hoogopgeleiden en tussen gezonde en ongezonde mensen. In de afgelopen twee jaar werden ook de verschillen in leefsituatie tussen werkenden en niet werkenden en tussen hoge en lage inkomens groter.
- De stemming in het land is in grote lijnen stabiel gebleven in de afgelopen 25 jaar, al fluctueren de opinies in de tijd. Nog steeds vindt rond de 85% dat het eigen gezin in welvaart leeft en vindt bijna de helft van de Nederlanders dat anderen in het algemeen wel te vertrouwen zijn. Rond de 85% zegt gelukkig te zijn.
- Nederlanders zijn nu niet cynischer over de politiek dan begin jaren negentig (wel zijn er fluctuaties). De tevredenheid met de democratie, ligt in 2017 hoger dan in 1990. De zorgen over normen en waarden en hoe we met elkaar omgaan waren in 1993 zelfs groter dan nu.
- Over immigranten is men nu iets positiever dan aan het begin van de jaren negentig. Vond in 1994 nog 49% van de Nederlanders dat er te veel mensen ‘van een andere nationaliteit’ in Nederland wonen, in 2017 is dat 31%.
- De steun voor de vrijheid van meningsuiting daalde: 25 jaar geleden vond nog 81% van de mensen dat iedereen vrij moet zijn om in het openbaar te zeggen wat hij of zij wil, nu is dat 66%.
- De steun voor het EU-lidmaatschap is in 2017 lager dan in 1996 (58% resp. 75%).
- Er zijn weinig aanwijzingen dat de maatschappelijke inzet en betrokkenheid van Nederlanders de afgelopen 25 jaar is veranderd. Het percentage Nederlanders dat vrijwilligerswerk doet is sinds 1990 redelijk constant gebleven (tussen de 25% en 30%)
Nederland is in 2017 een ander land dan in 1990: voller, grijzer en diverser
De omvang en de samenstelling van de bevolking zijn in de afgelopen 25 jaar veranderd. Inmiddels wonen er meer dan 17 miljoen mensen in Nederland; een bevolkingstoename van 13% ten opzichte van 1990. Opvallend is dat het aantal huishoudens sterker steeg dan het aantal personen, naar 7,7 miljoen huishoudens in 2015 (26% meer dan in 1990). Deze stijging komt vooral door het toegenomen aantal echtscheidingen en het langer zelfstandig (kunnen) wonen van ouderen. Het aandeel 65-plussers in de bevolking is gestegen van 13% in 1990 naar 18% in 2017. Daarnaast is de culturele diversiteit toegenomen: op 1 januari 2016 had 12% van de inwoners (2,1 miljoen mensen) van Nederland een niet-westerse achtergrond, twintig jaar eerder was dat nog 9% (1,1 miljoen).
De stemming in het land is over een langere periode overwegend stabiel
Ten opzichte van de jaren negentig van de vorige eeuw is het beeld dat de Nederlanders van hun eigen situatie en van de samenleving als geheel hebben, niet erg veranderd. Nog steeds vindt rond de 85% dat het eigen gezin in welvaart leeft, en is meer dan 80% er trots op om een Nederlander te zijn. De zorgen over normen en waarden en hoe we met elkaar omgaan waren in 1993 zelfs groter dan nu. Over immigranten is men nu iets positiever dan aan het begin van de jaren negentig. Vond in 1994 nog 49% dat er te veel mensen van een andere nationaliteit in Nederland wonen, in 2017 is dat 31%.
Stemming over de economie
De Nederlandse economie krijgt in 2017 van de meeste mensen weer een voldoende – na een langdurige daling in de periode van economische crises na 2008. In de afgelopen 25 jaar zijn steeds meer mensen gaan vinden dat de inkomensverschillen in Nederland kleiner moeten worden; dit aandeel steeg van 55% naar 74%.
Vertrouwen
Bijna de helft van de Nederlanders vindt dat anderen in het algemeen wel te vertrouwen zijn. Ook al is het vertrouwen in de politiek weliswaar veranderlijk, het politiek cynisme nam de laatste 25 jaar niet toe. De tevredenheid met de democratie ligt in 2017 hoger dan in 1990.
Ethische kwesties en vrijheid van meningsuiting
De steun voor de keuzevrijheid van vrouwen ten aanzien van abortus is toegenomen van 50% tot 74%. Het homohuwelijk wordt inmiddels door 94% geaccepteerd en de acceptatie van hulp bij euthanasie blijft onveranderd hoog met 92%. De steun voor de vrijheid van meningsuiting daalde echter: 25 jaar geleden vond nog 81% van de mensen dat iedereen vrij moet zijn om in het openbaar te zeggen wat hij of zij wil, nu is dat 66%. Degenen die de vrijheid van meningsuiting steunen waren rond 1990 vooral links georiënteerd, vanaf 2008 vinden ook mensen die zichzelf rechts noemen, deze vrijheid van groot belang. Dat lijkt onder andere een gevolg van de ontwikkeling dat de discussie over deze vrijheid steeds vaker wordt gevoerd in de context van de multiculturele samenleving.
Tevredenheid met het leven
Nederlanders zijn in 2017 iets tevredener met hun leven dan in 2004, het eerste jaar waarin de vraag naar levenstevredenheid is gesteld. Het gemiddelde ging licht omhoog (van een rapportcijfer 7,6 naar een 7,8). De economische crisis heeft voor de meeste mensen geen invloed gehad op het de tevredenheid met het leven.
De kwaliteit van leven is op veel terreinen toegenomen
Inkomen en koopkracht gestegen
De afgelopen 25 jaar kenmerken zich door een sterke economische groei en stijgende inkomens. Het bruto binnenlands product (BBP) nam tussen 1990 en 2016 toe met 68%. Vooral tussen 1990 en 2000 bloeide de economie: vrijwel alle groepen gingen er in die periode in koopkracht op vooruit (die van de 65-plussers steeg het meest). Na het hoogtepunt in 2007 volgt de economische crisis. Vrijwel alle groepen moesten ten opzichte van 2007 koopkracht inleveren, vooral zelfstandigen en eenverdieners zonder kinderen (-14%). Een koopkrachtstijging was er in die periode echter wel voor uitkeringsgerechtigden (+6%) en gepensioneerden jonger dan 65 jaar (+8%).
Toegenomen arbeidsparticipatie
Sinds 1990 is de arbeidsparticipatie fors toegenomen, vooral onder ouderen en vrouwen. De arbeidsparticipatie onder ouderen is tegenwoordig bijna 2,3 keer zo groot als in 1990 (toen die nog erg laag was) en bedraagt nu bijna 14% van de 65-69 jarigen en bijna 7% van de 70-74 jarigen. Ook voor vrouwen is de arbeidsparticipatie, met een toename van meer dan 26 procentpunten, sinds 1990 sterk toegenomen tot 71%: veel vrouwen werken echter in deeltijd.
Opleidingsniveau gestegen
Het opleidingsniveau in Nederland steeg ook de afgelopen 25 jaar. Het aandeel mensen met een hogere opleiding verdubbelde van 18% naar 36%. De positieve ontwikkeling was vooral bij vrouwen opvallend. Dat het goed gaat met het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking blijkt ook uit de doorgaande afname van het aantal voortijdig schoolverlaters.
Levensverwachting toegenomen
In 2016 was de levensverwachting bij de geboorte voor mannen nog net geen 80 jaar en voor vrouwen ruim 83 jaar. In 25 jaar is de levensverwachting met gemiddeld 4,5 jaar gestegen (voor vrouwen met 3 jaar, voor mannen met 5,9 jaar). Omgerekend betekent dit dat elk jaar de levensverwachting voor vrouwen gemiddeld met 1,5 maand (44 dagen) is gestegen, en voor mannen zelfs met bijna 3 maanden (86 dagen). In De sociale staat van Nederland 2015 wees het SCP op het feit dat al jarenlang de levensverwachting van hoogopgeleiden bij de geboorte bijna 7 jaar hoger is dan bij laagopgeleiden; het verschil in de levensverwachting in goede gezondheid is zelfs bijna 20 jaar.
Criminaliteit en onveiligheidsgevoel gedaald
De criminaliteit in Nederland is sinds de eeuwwisseling afgenomen (dat was in de jaren 90 nog niet het geval). De daling betreft de volgende delict typen: geweld, vermogen en vernieling. Hoewel gevoelens van veiligheid zich volgens een eigen dynamiek ontwikkelen, los van de werkelijke mate van criminaliteit, zijn ook de gerapporteerde onveiligheidsgevoelens in de afgelopen tien jaar gedaald. Ook zijn er steeds minder mensen die denken dat de criminaliteit in Nederland toeneemt, of die de criminaliteit in Nederland een groot probleem vinden; dat aandeel daalde van 90% in de eerste helft van de jaren negentig naar zo’n 60% respectievelijk 65% nu.
Woonsituatie veranderd
Op de woningmarkt is in de afgelopen 25 jaar het aantal mensen met een koopwoning toegenomen van 45% tot 59%. Vooral onder de hogere en middeninkomens nam het eigenwoningbezit toe, vooral in de jaren negentig. In de huursector nam het aandeel corporatiehuurders afkomstig uit de laagste 20% inkomens in de afgelopen 25 jaar toe (van 12% tot ruim 45%). In de jaren negentig verliep dit proces snel en de laatste paar jaar versnelde deze ontwikkeling opnieuw.
De zogeheten woonquotes (het aandeel van de netto woonlasten binnen het besteedbare huishoudensinkomen) stegen tot 2009; vanaf dat moment zijn ze redelijk constant. In 1994 was de gemiddelde woonquote 24%, in 2015 27%.
Meer mensen sporten
Inmiddels sport ongeveer de helft van de Nederlanders wekelijks (in 1990 was dat nog ongeveer 40%). Het aandeel 65-plussers dat wekelijks sport is tussen 2001 en 2016 toegenomen, van 26% tot 37%; daarentegen is bij jongeren van 12-19 jaar het aandeel sporters in diezelfde periode gedaald, van 77% naar 70%. Het aandeel mensen dat lid is van een sportvereniging daalde tussen 1990 en 2000 en bleef daarna stabiel. Er is tegenwoordig een grote behoefte om op flexibele momenten te sporten.
Op aantal levensterreinen weinig veranderingen afgelopen 25 jaar
Aandeel vrijwilligers en maatschappelijke participatie stabiel
Er zijn weinig aanwijzingen dat de maatschappelijke inzet en betrokkenheid van Nederlanders de afgelopen 25 jaar is veranderd. Het percentage Nederlanders dat vrijwilligerswerk doet is sinds 1990 redelijk constant gebleven (tussen de 25% en 30%). Ook het aantal leden van de vijf grootste kerken en het Nederlands Bijbelgenootschap is geleidelijk gedaald (van 8,6 miljoen in 1994 naar bijna 6 miljoen in 2015). Betrouwbare tijdreeksen over het aantal moskeegangers – een steeds grotere geloofsgroep – ontbreken. Op dit moment wonen er, naar schatting, ongeveer een miljoen moslims in Nederland. In 1990 waren dit er, eveneens naar schatting, een kleine half miljoen.
Lidmaatschap van politieke partijen en vakbonden neemt af
Het aantal leden van een politieke partij neemt af, van 325.000 in 1990 tot 265.000 in 2017. Dat geldt echter niet voor de belangstelling voor de politiek. Sinds 1990 is de opkomst bij algemene verkiezingen redelijk constant. Wel zien we veranderingen in de wijze waarop mensen zich politiek en maatschappelijk vrijwillig willen inzetten: minder in verbanden, meer individueel en meer gericht op concrete en afgebakende acties en onderwerpen.
Bij lidmaatschappen van vakverenigingen is er een piek in 2000, toen bijna 1,8 miljoen mensen lid waren van de drie grootste vakverenigingen, daarna is dat aantal sindsdien geleidelijk gedaald naar bijna 1,5 miljoen in 2016. Een belangrijke oorzaak is de vergrijzing van het ledenbestand.
Hoeveelheid vrije tijd hetzelfde; wel veranderingen in invulling
Een stabiel beeld zien we ook bij de hoeveelheid vrije tijd; die is in 2016 iets meer dan 47 uur per week en is daarmee niet veel veranderd in de afgelopen 25 jaar. Bijna driekwart van de Nederlanders vindt dat hij of zij voldoende vrije tijd heeft. Ook de inrichting van de vrije tijd verschilt in 2016 maar weinig van die in 1990: de meeste tijd gaat naar het gebruik van media en ict (bijna 19 uur) en naar het onderhouden van sociale contacten (bijna 10 uur in 1990 en ruim 8 uur in 2016). Hoewel de nieuwe mediavormen (onder andere social media) inmiddels een belangrijk aandeel in het mediagebruik hebben worden ook klassieke vormen van media (televisie, radio, kranten) nog altijd veel gebruikt.
Een grote verandering is de groei van het computerbezit: in 1990 bezat nog geen derde van de Nederlanders een computer, in 2013 had bijna iedereen er een (93%). In de tussentijd kreeg ook bijna iedereen toegang tot internet: in 1995 had 4% van de Nederlanders toegang tot internet, in 2013 was dat 97%. Door de digitalisering zijn de gebruiksmogelijkheden en keuzevrijheid bij het informeren, amuseren en communiceren enorm toegenomen.
Cultuurparticipatie laat een wisselend beeld zien
De trends in het bereik van cultuur zijn wisselend. De populariteit van klassieke muziek daalt gestaag, maar popmuziek heeft een groter bereik gekregen. Na een aanvankelijke daling in de jaren negentig steeg het aandeel van de bevolking dat minstens een keer in een jaar een museum bezoekt (in 2016 8% meer dan in 2012).
Groeiende scheidslijnen in de samenleving
Toename van verschillen in de laatste twee jaar
Hoewel voor iedereen de leefsituatie in de afgelopen 25 jaar verbeterde, namen de verschillen in leefsituatie naar opleidingsniveau en gezondheid toe (doordat de hoogopgeleiden en mensen zonder handicap of ziekte er meer op vooruit gingen dan laagopgeleiden en mensen met een handicap of ziekte). In de afgelopen twee jaar werden de verschillen in leefsituatie echter niet alleen groter tussen deze groepen, maar ook tussen werkenden en niet-werkenden, en hoge en lage inkomens.
Verder valt op dat sinds 2004 levenstevredenheid bij mensen met een slechte leefsituatie eerst steeg, maar daarna afnam (van een 7,2 in 2008 tot een 6,6 in 2016), terwijl die van mensen met een goede leefsituatie gelijk bleef (rapportcijfer 8,2). De combinatie van een minder goede leefsituatie en niet-gelukkig zijn komt samen bij een groep waarbij sprake is van een stapeling van problemen in combinatie met weinig eigen mogelijkheden om de situatie te verbeteren. Bovendien zijn ze vaker sociaal geïsoleerd en zeggen ze minder vaak te gaan stemmen. Wat de zorgen over deze groep groter maakt, is dat meer dan de helft van hen aangeeft weinig regie te hebben over het eigen leven en ook geen kansen te zien om vooruit te komen in het leven. In omvang betreft het een groep van ongeveer 5% van de volwassen bevolking. Deze groep is tussen 1990 en 2017 als percentage van de bevolking nauwelijks kleiner geworden, maar in absolute aantallen nam ze toe van 500.000 tot bijna 700.000.
Armoede
Dat de welvaart in Nederland is toegenomen betekent niet dat er geen armoede meer is. De ontwikkeling van het aandeel mensen dat in armoede leeft (volgens het niet-veel-maar-toereikend criterium) kent golfbewegingen, maar is de laatste paar jaar opgelopen en ligt in 2017, met 6,6%, hoger dan in 1990 (toen was 5,7% arm). Uitkeringsgerechtigden (31% in 2017) en eenoudergezinnen (22% in 2017) zijn de afgelopen 25 jaar de groepen met veruit het hoogste armoederisico. Van de niet-westerse migranten leeft een op de vijf in armoede; dat getal is al 25 jaar min of meer constant.
Groeiende flexibilisering op de arbeidsmarkt
Een belangrijke verandering op de arbeidsmarkt is de flexibilisering. Kijken we over een periode van twintig jaar, dan is het aandeel werknemers met een vaste arbeidsrelatie sterk afgenomen, van 71% in 1996 tot 61% in 2016. Dat hier niet alleen individuele, maar ook maatschappelijke risico’s aan verbonden zijn, blijkt onder meer uit het feit dat er, vanwege de hoge kosten ervan, nogal wat zzp’ers onverzekerd zijn tegen arbeidsongeschiktheid en geen adequate pensioenvoorziening hebben.
Afnemende (basis)vaardigheden
Het opleidingsniveau is gemiddeld weliswaar gestegen, maar tegelijkertijd zijn de prestaties van de huidige generatie scholieren in het basis- en voortgezet onderwijs slechter voor met name wiskunde en rekenen dan vijftien tot twintig jaar geleden.
We worden ouder, maar ook (chronisch) zieker
Tegelijk met de gestegen levensverwachting nam ook het percentage mensen dat een chronische ziekte(s) heeft toe. Wel zijn de iets minder oude mensen gezonder dan eerdere generaties van dezelfde leeftijd. Een van de opvallendste ontwikkelingen is dat het aantal mensen met overgewicht in de loop der tijd gestaag is toegenomen van 30% in 1990 tot ruim 43% nu. Ook de sterfte aan psychische stoornissen en de sterfte aan aandoeningen van het zenuwstelsel is toegenomen. Dat komt met name door de toename van de sterfte aan dementie.
Opgave voor de toekomst
Regie hebben over het eigen leven is belangrijk voor mensen om hun kwaliteit van leven te kunnen verbeteren. Dat geldt ook voor het bezitten van vaardigheden om met internet om te gaan of anderszins te communiceren via sociale media. Er zijn grote groepen mensen in de Nederlandse samenleving – bijvoorbeeld degenen die laaggeletterd zijn of die een (lichte) verstandelijke beperking hebben – voor wie dit moeilijk of zelfs onmogelijk is. Communicatie met de overheid kan voor hen hierdoor een onmogelijke opgave worden.
Ook in een snel veranderende arbeidsmarkt veranderen de noodzakelijke vaardigheden waarover mensen moeten beschikken. Technologische ontwikkelingen en flexibilisering van de arbeidsrelaties gaan snel, waardoor mensen zelfredzamer en ondernemender moeten worden. Ook dat is niet voor iedereen mogelijk. De vraag voor de komende jaren zal zijn hoe zoveel mogelijk mensen in staat gesteld kunnen worden volwaardig mee te doen in die veeleisender wordende samenleving; hoe voorkomen kan worden dat mensen achterblijven en hoe burgers gesteund kunnen worden bij het verwerven van die noodzakelijke vaardigheden.
Literatuurverwijzing: Bijl, R., Boelhouwer, J., & Wennekers, A.M. (2017). De sociale staat van Nederland 2017. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).