"We hebben gym!"
Samenvatting
Taal is het vehikel waarvan de geschiedschrijver zich bedient, om te onderzoeken en vervolgens te beschrijven 'wie es eigentlich gewesen'. En dus ook in geschiedenis van het gymnastiekonderwijs bepalen de gebruikte woorden en begrippen ons beeld van het verleden. Dit gebruik van begrippen bij het gymnastiekonderwijs was het onderwerp van dit onderzoek. Er is volstaan met het Nederlandse taalgebied. In Nederland richt men zich niet tot de betekenisverandering van woorden, maar op de betekenisontwikkeling van begrippen geplaatst in een specifiek historische context zoals Velema in zijn inleiding bij de bundel Vaderland beschrijft. Die methode is toegepast. Dit is een diachronische methode; in een beperkte geografische eenheid is het begrip gymnastiek en aanverwante begrippen gevolgd in de periode van 1850 tot heden. Wat dit onderzoek aantoont is het slordige gebruik van de verschillende begrippen, door vrijwel iedereen, de vakwereld, de media, de wetgevers, het gewone publiek en zelfs de historici en de relatieve desinteresse daarin. Voor kinderen en ouders is dit - in de vakwereld verouderde begrip nog volledig levend en zeggen ze 'we hebben gym' als ze dat vak op school hebben, ongeacht wat officieel op het rooster staat, hoe de vakwereld erover spreekt of wat in de wetteksten staat. En zij hanteren dan een weer eigen variant van de brede betekenis van het begrip gymnastiek: 'alle vormen van lichaamsoefeningen in schoolverband'. De Nederlandse taalgemeenschap zélf bepaalt door haar gebruik van de taal - het sociale construct volgens De Saussure - uiteindelijk de levensduur van een begrip.
Literatuurverwijzing: Kaandorp, F. (2013). "We hebben gym!". Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.