Ga naar de inhoud

Zwemmen in Nederland

De zwemsport in al zijn facetten nader belicht

Samenvatting

Nederland is een land van water. Water brengt ons land veel plezier, maar ook gevaar. Niet verwonderlijk dus dat we een rijke traditie kennen als het gaat om het bevorderen van de zwemvaardigheid en -veiligheid. Kinderen leren al vroeg zwemmen. Dat kan, want Nederland telt vele zwembaden waar zwemles wordt gegeven. Mede daardoor is er geen sport die door zo veel Nederlanders wordt beoefend als het zwemmen en mede daardoor behoren onze topzwemmers al decennialang tot de wereldtop. De overheid draagt daar onder andere aan bij door te investeren in voorzieningen, zoals zwembaden. Tot de rijke zweminfrastructuur van ons land behoren voorts de vele zwemscholen die ons land telt, het schoolzwemmen en de verenigingen en reddingsbrigades die met hun vrijwilligers actief zijn. Anno 2013 staat de zwemwereld echter voor belangrijke uitdagingen. Jaarlijks verdrinken er nog altijd zo'n tachtig kinderen en volwassenen. Een veelvoud daarvan moet uit het water worden gered. Toch behaalt maar een op de drie kinderen het C-diploma. Gemeenten moeten bezuinigen. Zwembaden staan op de nominatie om gesloten te worden, schoolzwemmen staat onder druk. Ook het zwemmen zelf lijkt aan populariteit in te boeten. Wil Nederland een zwemland blijven, dan vergt dat maximale inzet van alle partijen. In dit eerste 'Brancherapport Sport' bundelen onderzoekers van het Mulier Instituut voor het eerst alle beschikbare kennis over zwemmen in Nederland. Op basis van onderzoek en statistieken van een groot aantal organisaties wordt een beeld geschetst van hoe het zwemmen ervoor staat, en wat de kansen en uitdagingen voor de toekomst zijn. 'Zwemmen in Nederland' vormt daarmee een uniek naslagwerk voor iedereen die actief is of wil zijn in de zwemsector.

Literatuurverwijzing: Werff, H. van der, Breedveld, K., Bakker, S., Kemper, F., Cotterink, M., Mourik, R. van, & Henneken, T. (2013). Zwemmen in Nederland: de zwemsport in al zijn facetten nader belicht. Utrecht: Mulier Instituut.