Passend zwemlesaanbod voor kinderen met beperking is lastig te vinden of duur
Ouders van kinderen met een beperking in Amsterdam vinden het lastig om passend zwemlesaanbod te vinden. Ook lopen ze tegen hoge kosten en lange wachtlijsten aan. En ze noemen te veel prikkels in het zwembad en instructeurs die niet goed weten hoe ze met de beperking van hun kind om moeten gaan als belemmeringen. Dat blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut voor de gemeente Amsterdam.
Onze onderzoekers bekeken of vraag en aanbod van zwemles en zwemdiplomatrajecten voor kinderen met een beperking (5-18 jaar) op elkaar aansluiten. Daarbij keken we vooral naar de toegankelijkheid van het aanbod: het kunnen meedoen met zwemlessen. We vroegen 63 ouders en zestien zwemlesaanbieders in de stad naar hun ervaringen. En we spraken beleidsmedewerkers uit vijf andere gemeenten over hun beleid om inspiratie op te doen.
Kleine groepen maken aanbod duur
Zwemlesaanbieders zien de wachtlijsten – anders dan ouders – niet als knelpunt. Zij noemen de kosten de grootste belemmering. Hoewel niet alle kosten inzichtelijk zijn, zien we grote verschillen in kosten voor het badwater. Doordat kinderen met een beperking vaak beter leren zwemmen in kleine groepen, valt het aanbod duur uit.
Vijf gemeenten met verschillende focus
In de vijf andere gemeenten waar we navraag deden, is de aanpak om zwemlessen voor kinderen met een beperking te organiseren heel divers. De focus ligt overal ergens anders: op het schoolzwemmen, het gemeentelijke aanbod of de exploitanten.
Allemaal tevreden, overal knelpunten
Hoewel de vijf andere gemeenten tevreden zijn over hun aanpak, hebben ze ook allemaal knelpunten die vergelijkbaar zijn met die in Amsterdam. Ook zij ervaren wachtlijsten, hoge kosten en een gebrek aan badwater en (opgeleide) instructeurs, én geven aan dat ze kinderen met een beperking en hun ouders niet altijd naar wens bereiken.
Zes aanbevelingen voor de gemeente
Ook in andere gemeenten kan het lastig zijn zwemlessen voor kinderen met een beperking goed te organiseren. ‘Zij kunnen dus ook baat hebben bij de zes aanbevelingen uit ons onderzoek om het zwemlesaanbod toegankelijker te maken’, aldus onderzoeker Mirjam Stuij. Het verbeteren van zwemles voor kinderen met een beperking past bovendien bij de ambities van de beleidsnota ‘Sport en bewegen voor mensen met een beperking vanzelfsprekend in 2030’, dat als doel heeft de kloof in deelname tussen mensen met een zonder beperking te verkleinen. Onze aanbevelingen zijn:
- Maak voor ouders een overzicht met informatie over aangepaste zwemles in de gemeente, bijvoorbeeld op de website van de gemeente.
- Zorg voor een contactpersoon in de gemeente die ouders helpt met het regelen van zwemles.
- Zorg voor opleiding/bijscholing van instructeurs gericht op lesgeven aan kinderen met uiteenlopende beperkingen.
- Zorg voor registratie van zwemdiploma’s van kinderen met een beperking.
- Zet meer in op schoolzwemmen voor kinderen in het speciaal onderwijs, gericht op leren zwemmen (en het behalen van diploma’s).
- Zorg dat de kosten van zwemles voor kinderen met een beperking voor ouders beter te dragen zijn en dat ze een contactpersoon voor ondersteuning (blijven) hebben.
Lees hier het rapport ‘Zwemles voor kinderen met een beperking in Amsterdam’.
Lees hier meer over de Monitor ‘Sport en bewegen voor mensen met een beperking vanzelfsprekend in 2030′.
Amsterdam neemt aanbevelingen over
De gemeente Amsterdam laat in een eerste reactie weten ‘het rapport ter harte te nemen en een plek in het beleid te geven’. Er komt een hogere vergoeding vanuit het arrangement diplomazwemmen voor ouders onder een bepaalde inkomensgrens. Daarnaast kunnen kinderen van het S(B)O en het VSO gebruik maken van schoolzwemmen en het vangnet schoolzwemmen. Ook gaat de gemeente zorgen voor een contactpersoon en komt er een betere informatievoorziening over aangepaste zwemles in Amsterdam.
Gerelateerd nieuws
Essay: Bredere kijk op ‘beweegarmoede’ nodig
Het doel van de overheid is dat in 2040 75 procent van de Nederlandse bevolking de beweegrichtlijnen haalt. Dat is een hoge ambitie. En waarschijnlijk onhaalbaar als de kijk op het vraagstuk niet verbreed wordt, stellen onderzoekers Mirjam Stuij en Marloes van Gorp.
Voortzetting fitnessaanbod voor mensen met een smalle beurs onzeker vanwege geldgebrek
Via het programma Fitness Loont kunnen mensen met een laag inkomen fitnessen. Fitnessaanbieders die aan een tweejarige pilot deelnamen, vinden het vrijwel allemaal lastig om financiering te vinden om het aanbod voort te zetten.
Niet-sporters wonen niet alleen in aandachtswijken
Voor sportdeelnamebeleid is het goed je te realiseren dat niet-sporters niet alleen in wijken met een lage sociaaleconomische status (SES) wonen. Beleid om sporten te stimuleren moet daarom niet alleen op lage-SES-wijken gericht zijn.