Ga naar de inhoud

Gemeenten geven netto acht procent meer uit aan sport

In 2022 gaven Nederlandse gemeenten in totaal 1,7 miljard euro uit aan sport en ontvingen ze 537 miljoen euro aan inkomsten. De netto-uitgaven aan sport waren dus bijna 1,2 miljard euro. Dat is 8 procent meer dan een jaar eerder. Dat blijkt uit de Monitor sportuitgaven gemeenten 2022 van het Mulier Instituut.

Per inwoner vijf euro meer aan sport

Per inwoner gaven gemeenten in 2022 netto 68,8 euro uit aan sport. In 2021 was dat nog 63,1 euro. Er gaat dus ruim 5 euro per inwoner extra naar sport.

Grotere gemeenten besteden per inwoner meer aan sport

De netto-uitgaven per inwoner aan sport waren hoger in gemeenten met relatief veel inwoners. Stedelijke gemeenten gaven per inwoner ook meer uit aan sport dan niet-stedelijke gemeenten.

Meeste geld naar sportaccommodaties

Bijna drie kwart van de netto-uitgaven aan sport in 2022 ging naar sportaccommodaties. De rest ging naar sportbeleid en activering.

Onderzoek op basis van data van het CBS

Voor de Monitor sportuitgaven gemeenten gebruiken we data uit het Iv3-systeem (informatie voor derden) van het CBS. In dat systeem moeten gemeenten op verschillende gebieden hun uitgaven en inkomsten registreren. Hiervan hebben twee gebieden exclusief met sport te maken:

  • Sportbeleid en activering
  • Sportaccommodaties

Gerelateerd nieuws

Minder Nederlanders gaan wel eens zwemmen 

In 2024 zwom de helft van de Nederlanders wel eens (54 procent). In 2019 was dat nog 70 %. Dit blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut onder Nederlanders vanaf 16 jaar. 

Bekendheid buurtsportcoaches neemt langzaam toe 

De bekendheid van buurtsportcoaches neemt toe onder de Nederlandse bevolking. In 2024 kende een derde (33%) van de Nederlanders een functionaris als de buurtsportcoach. In 2018 was dat nog maar een op de vijf (21%).

Aantal gemeenten dat schoolzwemmen aanbiedt of ondersteunt, daalt verder

Steeds minder gemeenten bieden schoolzwemmen. In 2020 ondersteunde een derde van de gemeenten schoolzwemmen, vier jaar later is dat percentage onder een kwart gedaald (23 procent).